Bijlage 5: Begrotingsuitgangspunten 2026
Argumenten
De Financiële Verordening schrijft voor dat het college elk jaar begrotingsuitgangspunten vaststelt.
De volgende begrotingsuitgangspunten worden gebruikt ten behoeve van :
- Meerjarenperspectief
- Financieel toezichthouder Provincie Overijssel
- Bestaand beleid
- Loon- en prijsindex
- Areaal uitbreiding
- Aantal inwoners / wooneenheden
- Gesubsidieerde instellingen
- Overige kaders
Hieronder volgt een toelichting op de genoemde begrotingsuitgangspunten:
a) Meerjarenperspectief
De gemeenten hebben nog steeds te maken met grote onzekerheden. Onlangs kwam het kabinet met de Voorjaarsnota 2025 gedeeltelijk tegemoet aan de zorgen van gemeenten over financiën vanaf 2026. Er komen gelden beschikbaar om de alsmaar stijgende jeugdzorg uitgaven te dekken en de terugval in het gemeentefonds deels te compenseren. De compensatie voor jeugdzorg is lager dan dat de commissie van Ark heeft geadviseerd en er worden door het rijk vanaf 2028 baten ingeboekt die de rijksbijdrage aan gemeenten weer verlagen. Die baten moeten worden gerealiseerd door de (indexering van de) opbrengsten van Hervormingsagenda, waarvan het ingroeipad voor de jaren 2026 en 2027 worden verzacht, de invoering van een eigen bijdrage Jeugdzorg en sturen op de trajectduur van de jeugdzorg (lees minder uitgaven).
De VNG heeft serieuze vraagtekens geplaatst bij de haalbaarheid hiervan. Het doorvoeren van deze reeks vergt ingrijpende wijzigingen binnen het stelsel en bijbehorende wetswijzigingen. De VNG acht dit te ambitieus. De commissie van Ark is gevraagd om begin 2027 een uitspraak te doen over de haalbaarheid hiervan. Het lijkt er op dat het ravijn door het rijk wordt doorgeschoven naar 2028.
Daarnaast zijn er ontwikkelingen die op ons af komen vanuit onze eigen beleidsplannen (mobiliteitsplan, integraal huisvestingsplan onderwijshuisvesting, verduurzaming van ons gemeentelijk en maatschappelijk vastgoed en de diverse plannen vanuit de afdelingen Ruimtelijk beheer en realisatie en Ruimtelijke Ontwikkeling).
Vanuit een verantwoord financieel beleid blijft het streven om een structureel sluitend meerjarenperspectief 2026 – 2029 te presenteren.
b) Financieel toezichterhouder Provincie Overijssel
De Provincie Overijssel hanteert voor het financieel toezicht diverse toetsingsaspecten en aandachtspunten. Deze uitgangspunten geven aan wanneer een gemeente in aanmerking komt voor repressief toezicht. Repressief toezicht houdt in dat de gemeente zonder voorafgaande goedkeuring van de provincie de begroting en begrotingswijzigingen kan uitvoeren. De begroting dient hiervoor in materieel evenwicht te zijn. Hiervan is sprake indien, op basis van het bestaande beleid en het aanvaarde vastgestelde nieuwe beleid, de structurele lasten tenminste worden gedekt door structurele baten en de incidentele lasten worden gedekt door incidentele baten. Daarbij dienen de begrotingen/meerjarenramingen uiteraard volledig en reëel te zijn.
c) Bestaand beleid
Onder bestaand beleid wordt verstaan de voorafgaande begroting inclusief wijzigingen met een structureel karakter. In de cijfers van de primitieve begroting voor 2026 en verder worden de raadsbesluiten tot en met juni 2025 meegenomen. Gevolgen van besluitvorming na juni 2024 worden verwerkt via de Nota van Aanbieding.
d) Loon- en prijsindex
De salarissen en sociale lasten worden voor 2026 geraamd op het niveau van 2025 vermeerderd met de ontwikkelingen van uit het laatste CAO-akkoord. Mutaties van het zogenaamde "incidentele loon" zoals jubilea worden meegenomen. Verder is de doorbelasting van de salariskosten, inclusief overheadkosten, naar de taakvelden gedurende de jaren 2027 tot en met 2029 constant gehouden. Het prijspeil 2026 is gelijk aan het prijspeil 2025. Hiervan kan alleen op basis van argumenten worden afgeweken. Voor de beoordeling van de toereikendheid van budgetten wordt jaarlijks gekeken naar de uitputting van de budgetten in het lopend jaar en de daaraan voorafgaande 2 jaren. In de begroting 2026 wordt een stelpost opgenomen voor loon- en prijsontwikkelingen. Er is gerekend met gelijkblijvende prijzen voor het meerjarenperspectief. Het loon- en prijspeil voor 2026 wordt ook aangehouden voor de overige jaren.
e) Areaaluitbreiding
Areaaluitbreiding is de verwerking in de begroting van de financiële gevolgen van de ontwikkelingen in de fysieke infrastructuur, die effecten hebben op de omvang van de uit te voeren taken. Areaaluitbreiding wordt meegenomen in de begrotingsramingen 2026 en verder en moet worden gespecificeerd.
f) Aantal inwoners/ woonruimten
Voor het aantal inwoners wordt uitgegaan van de volgende aantallen (werkelijk 1-1-’25 25.342):
1. Per 1 januari 2026 - 25.460 (25.330 in Begroting 2025)
2. Per 1 januari 2027 - 25.610 (25.440 in Begroting 2025)
3. Per 1 januari 2028 - 25.805 (25.550 in Begroting 2025)
4. Per 1 januari 2029 - 26.000
Voor het aantal woonruimten, incl. recreatiewoningen, wordt uitgegaan van de volgende aantallen (werkelijk 1-1-’25 11.280):
1. Per 1 januari 2026 - 11.375 (11.295 in Begroting 2025)
2. Per 1 januari 2027 - 11.490 (11.420 in Begroting 2025)
3. Per 1 januari 2028 - 11.635 (11.545 in Begroting 2025)
4. Per 1 januari 2029 - 11.780
g) Gesubsidieerde instellingen
Bij instellingen die wij subsidiëren wordt onderscheid gemaakt tussen instellingen met formatie en instellingen zonder formatie. Huidig uitgangspunt bij instellingen met formatie is dat de compensatie van loon- en prijsstijging vooraf (bij de subsidieverlening) plaatsvindt op basis van de prijsindex uit de meicirculaire van het Gemeentefonds. Eventuele afwijkingen, ten voordele of ten nadele, zijn voor rekening van de gesubsidieerde instelling. In 2025 zijn enkele instellingen in het zorgdomein Jeugd en Wmo (eenmalig) extra gecompenseerd vanwege de extreem gestegen loonkosten. Hiervoor zijn van het rijk gelden ontvangen ter compensatie.
Voor zgn. B3 instellingen compenseren wij de goedgekeurde subsidiabele formatie conform de van toepassing zijnde cao. De vaststelling van personele lasten is op basis van nacalculatie. De prijscompensatie voor alle gesubsidieerde partijen is ook conform de prijsindexcijfers uit meicirculaire Gemeentefonds. Hierop vindt geen nacalculatie plaats. De gehanteerde prijsindexen zijn “loonvoet sector overheid” en “netto materiële overheidsconsumptie”.
h) Overige kaders
Bij het opstellen van de begroting zijn de volgende financiële kaders van belang:
• Rentebeleid: De begrotingsrente bedraagt op dit moment 3,5%. De rente op de kapitaalmarkt is bepalend voor de hoogte va de begrotingsrente. De toekomst van de kapitaalmarktrente hangt af van factoren zoals inflatie, economische groei en het beleid van de ECB. Ondanks dat 2025 begon met een lichte stijging, is de verwachting dat de kapitaalmarktrente gestaag zal dalen in 2025. De ECB heeft de rente nu voor de derde keer in 2025 met 0,25 % verlaagd. Echter geopolitieke ontwikkelingen kunnen slecht zijn voor de economische groei en daardoor tot meer inflatie kan leiden. Al met al is het hiervoor een onzekere tijd om een goed advies te kunnen geven. Gezien ons saldo bij schatkistbankieren kan oi. het huidig beleid voor de begrotingsrente - dit is de verwachte kapitaalmarkt rente vermeerderd met een 0,5% risico-opslag - verantwoord even in de “koelkast” worden gezet. Advies: Voor de begroting 2026 uitgaan van een begrotingsrente van 2,5%
. • Activabeleid: Wanneer er wordt afgeweken van dit beleid is een specifiek raadsbesluit nodig en zal dit moet worden toegelicht
. • Tariefaanpassingen: De prijsindex (inflatie) uit de meicirculaire van het Gemeentefonds wordt gehanteerd voor de aanpassing van tarieven, belastingen, rechten en huren voor 2026.
• 100% kostendekkendheid bij retributies (o.a. afval, riolering en begraafplaatsen).
• Het college vraagt de raad bij de behandeling van de begroting waakzaamheid te betrachten door geen moties en amendementen te accepteren die direct leiden tot hogere uitgaven zonder dat hiervoor reële dekking is aangegeven. De uitvoerbaarheid (o.a. financieel) dient bij voorkeur vooraf ambtelijk getoetst te worden op haalbaarheid. Dit bevordert de soepelheid van de besluitvorming.